Stichting Mariënburgfonds

Voorwaarden

De stichting stelt financiële middelen beschikbaar voor het Christelijk Onderwijs.
Nieuwe initiatieven en ontwikkelingen ten behoeve van christelijk onderwijs, opvoeding en vorming gefundeerd op de christelijke traditie komen voor financiële ondersteuning in aanmerking.

 

Het stichtingsbestuur vergadert gemiddeld vier maal per jaar om aanvragen te bespreken.
Om een aanvraag te beoordelen moet deze voldoen aan een aantal hierna aangegeven voorwaarden.

 

Uit de aanvraag moet blijken dat de aanvrager een rechtspersoon is en dus rechtsgeldigheid bezit. De aanvrager moet een ANBI status hebben wanneer de aanvraag meer is dan het vrijgestelde bedrag van € 2.129.

Het stichtingsbestuur moet het vertrouwen krijgen dat de intenties integer zijn en gericht op bevordering van onderwijs, opvoeding en vorming vanuit christelijke grondslagen.

De aanvraag moet voorzien zijn van een begroting en/of jaarrekeningen om voldoende inzicht te geven in de financiële opzet van het project waarvoor ondersteuning wordt gevraagd.

Het project mag niet financieel afhankelijk zijn/worden van de financiële bijdrage van het Mariënburgfonds.

Projecten die ondersteund worden , moeten meer dan een incidenteel karakter hebben. Het gaat om de versteviging van Christelijk geïnspireerd onderwijs door infrastructuur te creëren.

Ondersteuning van projecten kan op verschillend niveau plaatsvinden.
• Op bestuursniveau liggen vragen over maatschappelijke ontwikkelingen in relatie tot de christelijke traditie. Hoe kan een bestuurlijke verantwoordelijkheid voor identiteitsontwikkeling verstevigd worden?
• Op team en directieniveau liggen vragen van mogelijkheden voor christelijk geïnspireerd onderwijs. De subsidie aanvraag zal inzicht moeten geven over de aard van de inzet van middelen. Daarbij kan gedacht worden aan: waardenontwikkeling, godsdienst pedagogische vragen, professionele ontwikkeling op het gebied van identiteit, materialen voor levensbeschouwing die nodig zijn voor het werken in de klas.
• Op persoonlijk niveau ligt er de vraag naar motivatie en inspiratie. Hoe wordt de eigen persoonlijke identiteit ingebracht in een team dat gekenmerkt wordt door diversiteit? Welke mogelijkheden tot scholing worden benut?

Om te voorkomen dat de genoemde niveaus los van elkaar worden gezien zal voor het bestuur ook als belangrijke indicator gelden hoe in het aangevraagde project de samenhang tussen de drie verschillende niveaus wordt bevorderd.

Het bestuur zal afhankelijk van aard en omvang van de projecten vragen om voortgang en eindrapportage.

 

Bij de aanvraag dient de aanvrager aan te geven:

  1. Gegevens van de aanvrager;
  2. Inhoudelijke beschrijving van het aspect van onderwijs, opvoeding en of vorming;
  3. Relatie met het Evangelie of christelijke traditie in de doelomschrijving;
  4. Plaats en functie binnen de vigerende processen;
  5. Uitvoering en implementatie in tijd uitgezet;
  6. Begroting van de totale kosten;
  7. Overzicht van andere vormen van financiering;
  8. Te verwachten opbrengsten binnen het christelijk onderwijs.